De bovenbouw
Vakken
Iedere leerling in de bovenbouw van de havo en het vwo zit in de tweede fase; deze sluit aan op de basisvorming in de onderbouw. Een leerling volgt binnen de tweede fase een profiel dat bij hem past. Hij heeft een keuze gemaakt uit de volgende mogelijkheden: cultuur en maatschappij (CM), economie en maatschappij (EM), natuur en gezondheid (NG) en natuur en techniek (NT). Een profiel bestaat uit drie onderdelen. Als eerste is er het gemeenschappelijke deel; daarin zitten de vakken die alle leerlingen volgen : Nederlands, Engels, maatschappijleer, CKV en lichamelijke opvoeding.
Op het vwo komt hier nog een tweede vreemde taal bij, op het gymnasium is dit Latijn of Grieks. Daarnaast is er het profieldeel. In het profieldeel zitten vier met elkaar samenhangende vakken die specifiek zijn voor het gekozen profiel. Deze bereiden de leerling in principe voor op bepaalde studierichtingen. Ten slotte kiest de leerling nog een vak in het vrije deel.
Uiteindelijk doet een havo-leerling eindexamen in ten minste tien vakken, voor een vwo-leerling is dit aantal twaalf. Sommige van deze vakken kennen alleen een schoolexamen, andere vakken worden afgesloten met een schoolexamen én een centraal schriftelijk examen.
Slaag-zakregeling
Om te bepalen of een leerling slaagt voor zijn diploma geldt de slaagzakregeling. Alle vakken tellen bij de bepaling van de uitslag in principe even zwaar. Ook het zogenaamde combinatiecijfer maakt deel uit van de slaag-zakregeling. Op de havo en het vwo worden de vakken maatschappijleer, CKV en profielwerkstuk samengevoegd in dit combinatiecijfer. Op het gymnasium volgen de leerlingen geen CKV en bestaat het combinatiecijfer uit maatschappijleer en profielwerkstuk.
Binnen de slaag-zakregeling geldt verder een compensatieregeling.Daarnaast moet een leerling gemiddeld een voldoende (minimaal 5,5) halen voor het centraal schriftelijk examen. Bovendien geldt de kernvakkenregeling: een leerling mag ten hoogste één vijf als eindcijfer hebben voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde A, B of C; wiskunde C wordt alleen op het vwo gegeven.
Onderwijsprogramma
Het onderwijsprogramma in de bovenbouw wordt uitgedrukt in studielasturen, het totaal aantal uren dat een leerling aan al zijn vakken (lessen, huiswerk, opdrachten, enz.) moet besteden. Leerlingen in de bovenbouw van de havo moeten in totaal 3200 studielasturen maken, in de bovenbouw van het vwo in totaal 4800 uren.
Verder bestaat de mogelijkheid van maatwerktrajecten, zoals de keuze van een extra vak of van het vervroegd examen doen in een bepaalde vak. Een leerling kan ook aan allerlei andere extra activiteiten deelnemen, zoals masterclasses op de VU, of hij kan onderbouwleerlingen helpen door middel van het juniormentoraat.
Op het vwo bestaat er een internationaal uitwisselingsprogramma in het kader van het Erasmus-project. Ook de studie reizen voor havo 4 en vwo 5 vallen onder de studiebelasting van de leerling. Ten slotte spreekt de teamleider regelmatig met leerlingen uit zijn afdeling over het reilen en zeilen in de afdeling.